Scholekster
Senioren
Vanaf 1930 kwamen er steeds meer scholeksters tot broeden in Nederland. Maar sinds 1990 is het aantal scholeksters gehalveerd. Eerst profiteerden de vogels van de rijkdom op het wad en op de goedbemeste weilanden. Maar in de laatste jaren van de vorige eeuw waren er steeds minder schelpdieren in de Waddenzee, onder andere door intensieve kokkel- en mosselvisserij. Dat was een slechte zaak voor de scholeksters in het waddengebied. Er kwam bijna geen jong meer groot. Daarnaast hebben de scholeksters last van het te vroeg maaien van graslanden en komt het op de kwelders steeds vaker voor dat hun nesten overstromen door hoog water. Scholeksters worden erg oud, en jarenlang viel de achteruitgang niet zo op. In 2006 is de intensieve schelpdiervisserij in de Waddenzee gestopt, maar herstel bij de scholeksters is nog niet te merken. Een groot deel van de broedpopulatie bestaat nu uit senioren.
pcd08049-scholeksters.jpg
Hokkers, wippers en soosvogels
Jonge scholeksters die opgroeien aan de rand van de Waddenzee worden door hun ouders gevoerd. Daarom willen de vogels zo dicht mogelijk bij het wad broeden. Er wordt gevochten om de beste plekjes. De sterkste scholeksters zijn de 'hokkers', vogels die hun nest op de kwelderrand hebben. Bij laag water zijn deze scholeksters snel bij hun voedsel en kunnen hun jongen veel te eten geven.
De minder sterke scholeksters zijn 'wippers'. Zij broeden op de kwelder zelf en moeten zo'n 500 meter pendelen tussen wad en nest. Zij kunnen hun jongen dus lang niet zoveel voeren als de 'hokkers'. Toch is een broedplekje als 'wipper' op de kwelder niet alleen nadelig. Als de kwelder door storm en hoog water overstroomt zijn de 'hokkers' als eerste de klos. Voor de 'wippers' is de overstromingskans kleiner omdat ze hoger op de kwelder broeden.
De zwakste scholeksters kunnen vaak geen broedplaats bemachtigen. Die slaan dan maar een jaartje over. Deze kneusjes zijn de 'soosvogels'. Tijdens hoogwater verzamelen deze dieren zich in grote groepen, de sozen.
scholekster-0186-sw.JPG
Bescherming
- Signalering: Netwerk ecologische monitoring
- Nederland: Lijst van doelsoorten, Flora en Faunawet
- Europa: Vogelrichtlijn
- Internationaal: AEWA (bescherming trekvogels), Conventie van Bern, Conventie van Bonn
Beitelvormige of puntige snavel
Sommige scholeksters specialiseren zich na hun geboorte in het eten van wormen of schelpdieren, andere eten het allebei. Schelpdiereters moeten eerst nog flink hameren en beitelen voordat ze de schelp hebben opengewerkt en het schelpdier kunnen opeten. Door dat gehamer slijt hun snavel en krijgen ze een beitelvormige snaveltop. Wormenpikkers hebben juist een hele scherpe snavelpunt. Scholekstervrouwtjes specialiseren zich vaak in het eten van wormen. Zij zijn iets groter dan mannetjes en hebben meestal een iets langere snavel, waarmee ze dieper in de grond kunnen peuteren. Mannetjes gaan vaker voor de schelpdieren en hebben dus meestal een beitelvormige snavel. Snavels die niet puntig zijn en ook niet beitelvormig, zijn van vogels die zich niet gespecialiseerd hebben en zowel wormen als schelpdieren eten. Vogels die zich hebben gespecialiseerd in schelpdieren of wormen doen het meestal goed tijdens strenge winters. Vogels die beide eten hebben een voordeel tijdens zachte en gemiddelde winters. Door de klimaatverandering zouden er dus meer generalisten kunnen komen.
Wist je dat.....
.... scholeksters ook kwal eten? Vroeger dachten de vogelliefhebbers dat de scholeksters de kwalvlooien uit de kwallen plukten, maar een Texelse bioloog heeft op zijn dagelijkse fietstochtje langs de dijk duidelijk gezien dat een scholekster een kwal in stukken trok, de stukjes kwal schoonspoelde in een poeltje en vervolgens naar binnen werkte.