Plantaardig plankton
Klein maar onvervangbaar
Plantaardig plankton bestaat in alle vormen en maten, ze worden ingedeeld naargelang hun afmeting:
- picoplankton: <0.002 millimeter
- nanoplankton: 0.002-0.02 millimeter
- microplankton: 0.02-0.2 millimeter
- mesoplankton: 0.2-20 millimeter
- macroplankton: 20-200 millimeter
- megaplankton: >200 millimeter
In de Noordzee zitten in één liter zeewater honderdduizend tot honderd miljoen planktonalgen. Naast deze algen komen er langs de kust allerlei soorten wieren voor. Omdat deze in veel kleinere aantallen voorkomen zijn ze minder belangrijk voor het leven in zee. Sommige dieren in de getijdenzone eten wier.
Wondere wereld
fytoplankton1.jpg

De meeste planktonalgen zijn alleen met een microscoop te zien. Ze hebben vaak prachtige vormen, van rond tot langwerpig, soms met fraaie uitsteeksels. In de cellen is het groen en bruin van de bladgroenkorrels te zien. De meesten bestaan uit één cel, maar er komen ook kolonies van meerdere cellen voor. Als je wat nauwkeuriger kijkt, dan is het fytoplankton in twee groepen te onderscheiden: er zijn soorten met en soorten zonder zweepharen. Een zweephaar of flagel is een soort draadje dat heen en weer kan bewegen en zo gebruikt wordt voor voortbeweging. De algen zonder zweepharen behoren vooral tot de diatomeeën, die met zweepharen worden samengevat onder de naam flagellaten.
Zweven in het water
index-fytoplankton-groot_02.jpg

Voor het fytoplankton is het belangrijk om in de bovenste waterlaag te blijven zweven en niet naar de bodem weg te zakken. 'Boven blijven' is een levensvoorwaarde. Zonder zonlicht gaan ze dood. De planktonplantjes zijn dan ook niet voor niets klein en licht. Hoe kleiner je bent, des te groter is het oppervlak in verhouding tot het gewicht. En hoe groter je oppervlak naar verhouding is, hoe langzamer je zinkt.
Bij diatomeeën wordt het drijfvermogen vergroot door allerlei uitsteeksels in de vorm van haren en stekels. Sommige soorten hebben een oliedruppeltje in hun huisje om hun zweefvermogen te vergroten. Verder dienen de ingewikkelde patronen van groefjes, putjes en perforaties op de huisjes ook om het oppervlak en daarmee het drijfvermogen te vergroten. Tot slot heeft een platte cel een groter draagvlak dan een bolle cel.
Ook flagellaten hebben dergelijke aanpassingen. Zo heeft het lichaam van Pyrocystis elegans een pantser met grote uitsteeksels die het drijfvermogen vergroten.
Afname van voedingsstoffen door fytoplanktongroei
grafiek-fyto-afname-ned.jpg

Fytoplankton is voor de groei afhankelijk van licht en voedingsstoffen als stikstof, fosfor en kiezelzuur. De hoeveelheid licht en voedingsstoffen kunnen in de loop van het jaar nogal verschillen. In de winter is er te weinig licht om het fytoplankton te laten groeien. Er zijn volop voedingsstoffen in het zeewater aanwezig, maar die worden niet gebruikt. In de winter is er dan ook weinig fytoplankton.
Toename van zonlicht is de belangrijkste factor die de toename van fytoplankton in het voorjaar bepaalt. Eerst beginnen de diatomeeën zich te vermenigvuldigen. Deze soorten hebben betrekkelijk weinig licht nodig en groeien al goed bij lage temperaturen. Die groei kan snel gaan, tot één celdeling per dag. Daarbij wordt de in het zeewater opgeloste nitraat, fosfaat en kiezelzuur verbruikt. Het kiezelzuur wordt gebruikt voor de vorming van de kiezelschaaltjes, het nitraat en fosfaat voor de vorming van andere bouwstoffen (organische stoffen zoals koolhydraten, eiwitten en vetten).
Als na enige tijd het kiezelzuur in het water op raakt, houdt de productie op en sterven de diatomeeën langzaam af. Intussen is de instraling van het licht en de temperatuur in de bovenste waterlaag toegenomen. Andere algensoorten, die geen kiezel nodig hebben, met name de flagellaten, krijgen nu een kans.
In de zomer, als de hoeveelheid nitraat en fosfaat door deze soorten is uitgeput, houdt de groei op. De algen die niet zijn opgegeten door aanwezige dieren sterven af en zakken naar de zeebodem. Daar worden ze opgenomen door bodemdieren of afgebroken door bacteriën. Bij de afbraak van algen komen de eerder opgenomen voedingsstoffen weer vrij, en zijn zo opnieuw beschikbaar voor het fytoplankton.
In de ondiepe delen van de Noordzee gaat zo het groeien en afsterven van de algen door tot de herfst. Daarna zijn de lichtperioden zo kort geworden dat verdere groei vrijwel onmogelijk is.
Te veel voedingsstoffen
phaeocystis-schuimalg-em.jpg

Als er veel voedingsstoffen in het water zitten, is sprake van van eutrofiëring en kan algenbloei optreden. Waarschijnlijk is het ook de oorzaak van een verschuiving in soortensamenstelling van het fytoplankton. Het aandeel van diatomeeën nemen af, terwijl dat van flagellaten zoals de schuimalg (Phaeocystis) toeneemt. In het voedselweb heeft dit tot gevolg dat diatomeeën-eters afnemen en flagellaten-eters toenemen.
Fytoplankton, ijzer en kooldioxide
Fytoplankton gebruikt kooldioxide om te groeien. Daarmee legt het deze broeikasgas vast zodat er uiteindelijk minder in de atmosfeer blijft. Er zijn stoffen die een algenbloei kan veroorzaken, zoals ijzer. Al jaren lang is er discussie over de effecten van 'ijzerbemesting' in zee.