Kokkel
Verspreiding en habitat
Kokkels komen voor van Noorwegen tot West-Afrika en in het westen van de Middellandse Zee. Bij ons zijn ze aan de kustlijn een algemene soort waarvan je de schelp vaak op een strandwandeling aantreft. De kokkel leeft vlak onder het oppervlak, tot zo'n 5 centimeter ingegraven in de bodem.
34348_kokkel-ingegraven_Misjel-Decleer_1200.jpg
Voedsel filteren en slib afvangen
De kokkel is een soort van het getijdengebied en het ondiepe water. Hij leeft meestal ondiep ingegraven, zowel in zand- als slikbodems. Heel soms graven ze zich uit en gaan ze op stap door met hun voet sprongetjes te maken. Soms leven kokkels ook bovengronds: jonge kokkels tussen wieren en zeeplanten, oudere exemplaren tussen de mossels op mosselbanken.
Met hun korte sifo’s filteren ze het water op eetbare hapjes: eencellige algen en in het water zwevend afgestorven materiaal (detritus). Samen met het voedsel worden ook grote hoeveelheden slib uit het water afgevangen en later, samen met hun faeces, afgescheiden. Zo dragen kokkels bij tot het vastleggen van slib en modder op de slikken van de Waddenzee en Zeeland.
kokkels-scan-pw.jpg
Recente en fossiele kokkels
Bijna iedereen die regelmatig aan de kust komt kent wel kokkelschelpen. Ze hebben een typische stevige geribde schelp, waarvan de 22 tot 28 ribben breder zijn dan de plaats tussen elke rib.
Verse kokkels hebben een witgrijze tot bruingele schelp. Maar op onze stranden zijn ook heel wat fossiele kokkels te vinden en al zeker na een strandsuppletie. Fossiele kokkels zijn donkerder, meestal bruin of blauwgrijs gekleurd. Als je ze tegen het licht houdt zijn ze, in tegenstelling tot recent kokkels, volledig verkalkt en ondoorschijnend.
Let op voor fossiele zwinkokkels
Naast fossiele ‘gewone’ kokkels kun je ook de sterk erop gelijkende fossiele Zwinkokkels (Venericor planicosta) vinden aan onze stranden. De Zwinkokkel is al miljoenen jaren uitgestorven. De soort leefde in het warme Eoceen en is vernoemd naar het natuurgebied ‘Het Zwin’ aan de grens tussen België en Nederland. Toen kwam de zee ver landinwaarts. Tot ver in West-Vlaanderen en Antwerpen kun je in de bodem lagen aantreffen bestaande uit oude zeebodems vermengd met Zwinkokkels.
Meestal zijn de Zwinkokkels door de tijd heel sterk verweerd en zijn de ribben bijna volledig afgesleten. Aan de binnenkant van de schelp valt onmiddellijk het forse slot op met een vrij grote plaat op het punt waar de twee schelphelften aan elkaar vast zaten.
strandvondsten_32-Zwinkokkel_Misjel-Decleer_1200.jpg
Verwarring met brakwaterkokkel en gedoornde hartschep
De gewone kokkel valt te verwarren met de brakwaterkokkel (Cerastoderma lamarcki), maar die is achteraan langer waardoor de schelp asymmetrisch oogt. Let wel dat sommige variaties van de gewone kokkel soms ook wat asymmetrisch kunnen zijn, wat het moeilijk maakt om de twee soorten op basis van vorm te onderscheiden. Dan kijk je best naar de binnenkant van de schelp: bij brakwaterkokkel zie je de ribben doorschijnen.
De kokkel lijkt ook wel op de gedoornde hartschelp (Acanthocardia echinata). Zeker als de doorntjes van de hartschelp afgesleten zijn. Tel dan de ribben: de gedoornde hartschelp heeft duidelijk minder ribben (maximum 20) dan de kokkel (22 tot 28).
Tapas en paella
De kokkels die de Nederlandse commerciële visserij opvist, worden vooral uitgevoerd naar Spanje, Italië en Portugal (tapas en paella). Sinds 2003 mag niet meer met grote schepen op kokkels worden gevist in het Waddengebied en Zeeland, en is alleen nog handmatige kokkelvisserij toegestaan.
Sommige mensen rapen ook zelf op het wad een maaltje kokkels bijeen. Het is verstandig om dat niet te doen in de zomermaanden (mei-augustus). De kokkels kunnen dan algen bevatten waar je als mens behoorlijk ziek van kunt worden. Dit geldt ook voor mosselen.