Witte dunschaal
Verspreiding en habitat
De witte dunschaal komt voor vanaf de Baltische zee tot aan de kust van Afrika, ook in de Middellandse en Zwarte Zee. Bij ons komt de soort voor van net beneden de laagwaterlijn tot enkele tientallen meters diep. Witte dunschaal leeft 5 tot 8 centimeter ingegraven in zachte zeebodems. In kustzones met grof sediment is hij schaars.
Als de omstandigheden goed zijn, kunnen er enkele duizenden dieren per vierkante meter samenhokken. Vervuiling en lage zoutgehaltes kan de platte dunschaal redelijk goed verdragen, in tegenstelling tot koude winters. In ondiep water is de soort zeer gevoelig voor vorst en sterft dan massaal af.
De witte dunschaal is in staat om op korte tijd nieuwe leefgebieden te koloniseren, bijvoorbeeld in zones waar kort voordien de zeebodem verstoord werd. Dat komt onder andere doordat ze snel groeien en vrouwtjes meer dan 15.000 eitjes per keer produceren. De soort kan plaatselijk ook weer heel snel verdwijnen, na vorst of storm of na een afname in het slibgehalte en voedsel.
strandvondsten_62-Witte-dunschaal_Misjel-Decleer_1200.jpg
Melkwit
De witte dunschaal heeft een dunne en breekbare ovale en platte schelp. De verse melkwitte schelpkleppen zijn glanzend en licht doorschijnend, waardoor je het diertje zelf in blauwe doorschemering doorheen de schelphelften ziet zitten. Levende en verse exemplaren vertonden aan de rand een bruingele tot oranje opperhuid. Maar die slijt snel af. Schelpen van exemplaren die al een tijdje afgestorven zijn, worden met de tijd mat. Doordat de schelpkleppen maar op een kleine stukje aan elkaar zitten vastgemaakt, kom je op het strand voornamelijk losse schelphelften tegen.
De top ligt bij de witte dunschaal centraal, ietsje achter het midden. Op wat fijne groeilijntjes na is het schelpoppervlak glad. Op het eerste gezicht kan je de doorschijnend witte schelpen verwarren met deze van de rechtsgetreepte platschelp. Maar deze laatste heeft een top die duidelijk niet centraal ligt en een rechterschelp met een diagonaal gegroefde achterrand. Een kenmerk dat je gemakkelijk voelt (of niet voelt bij afwezigheid) door met je duimnagel over de beide schelphelften te krassen.
Bodem stofzuigen naar voedsel
De platte dunschaal heeft lange sifonbuizen waarmee ze het bodemoppervlak rondom zich ‘stofzuigen’ op zoek naar voedsel. Men noemt dit ook wel pipetteren. Net als andere schelpdieren kunnen ze hun sifo’s ook gebruiken om plankton uit het water filteren. De voedselbrokjes uit het instromende water worden door de kieuwen tegengehouden zoals bij een zeef.
Byssus-driften
Jonge dieren die op een ongeschikte bodem zijn terechtgekomen, kunnen er weer weg door te gaan “byssus-driften”. Ze spinnen dan een lange baarddraad, die wordt meegenomen door de stromingen. Zo wordt de platte dunschalen terug over grote afstanden vervoerd naar een geschikter gebied.
In de Seine zag men ooit jonge exemplaren van de witte dunschaal uit de bodem komen om zich te laten meenemen door de sterke vloedstroom. Daarbij konden ze hun positie in de waterkolom bepalen door hun schelpen meer of minder open te zetten.
Belangrijke schakel in het voedselweb
Onderzoek heeft uitgewezen dat de witte dunschaal een belangrijke soort is voor de voedselketen van onze zeeën. Voor veel vogels en (plat)vissen vormen ze een belangrijk onderdeel van het dieet. Ze slikken de plette dunschaal in hun geheel in of knabbelen aan de lange sifo’s.