
De Grië is een kweldergebied, dat ten oosten van de polder ligt. Om de zuidrand voor afslag te behoeden is een dammetje van basaltkeien aangelegd. Maar het gebied is niet bedijkt. Met hoog water komen grote delen ervan onder water te staan. Het gebied vordt gebruikt als weidegrond voor paarden en jongvee. Een deel van de Grië is ingericht met weilandjes, elzensingels en vier eendenkooien. Aan de westkant staat één van de laatst overgebleven wierschuren van het eiland.
Wierschuur op de Grië
Pal achter de dijk ligt de wierschuur. Vroeger werd hier het zeegras dat de eilanders verzamelden op het wad, opgeslagen. Dat zeegras of 'wier' was een bron van inkomsten. Het werd gebruikt als vulling voor matrassen, kussens, stoelen en dergelijke. Tot 1930 kwam dit in uitgestrekte velden voor op het wad. Duizenden eenden vonden voedsel in de zeegrasvelden: er liggen niet voor niets 4 eendenkooien op de Grië. De eilanders oogstten het zeegras. Het werd gedroogd en in de wierschuren bewaard om het daarna te verkopen. Rond 1930 brak er een ziekte uit in de zeegrasvelden, waardoor deze plantensoort bijna compleet uitstierf. Dat was het einde van de wierhandel. Sommige soorten eenden en ook rotganzen komen sindsdien minder voor, maar de meesten hebben op het wad vervangende voedselbronnen gevonden. De Wierschuur is nu in gebruik als onderkomen voor groepen toeristen. De inrichting is vrij primitief en de schuur ligt ver weg van de dorpen en het uitgaansleven, maar een mooiere plek om vakantie te vieren in het waddengebied is moeilijk denkbaar.