Dikkopje

Grondels zijn bodembewonende, kleine, kort levende vissen met een kenmerkende dikke kop, twee rugvinnen en vergroeide buikvinnen. Ze leven in de nazomer en de herfst in ondiep water, maar trekken in de winter naar dieper water om daar in het voorjaar te paaien. Grondels leven van kleine kreeftachtigen en vislarven en zijn zelf een prooi voor vele kustvogels en grotere vissen.

Dikkopjes leven in de Oost-Atlantische Oceaan, Noordzee en de Oostzee. In de Waddenzee komen dikkopjes vooral in de herfst voor. In de winter trekken ze naar dieper water. Langs de Nederlandse kust zijn ze veel te vinden.

Kleine dikkopmannetjes spelen vals. Waar hun eerlijke ‘grote’ soortgenoten nesten graven onder een schelp en dit bewaken, ontduiken de kleintjes dit zware werk. Zij maken vanwege hun formaat toch geen kans bij de vrouwtjes en glippen stiekem het nest van een ander binnen om eitjes te bevruchten. Japanse en Zweedse onderzoekers ontdekten dat de echte valsspelers er lichamelijk zelfs helemaal voor zijn aangepast. De kleine valsspelers zijn niet zo mooi gekleurd als grote eerlijke dikkopjes, ze hoeven namelijk toch geen moeite te doen om een vrouwtje te versieren. Ze investeren liever in het aanmaken van sperma. Dat moet namelijk concurreren met dat van het grote mannetje die het nest heeft gegraven. Hoe meer sperma de indringer heeft, hoe groter de kans dat er een eitje mee wordt bevrucht. Toch gaan niet alle kleine dikkopjes voor altijd buiten hun boekje. Sommige hebben wel mooie kleuren. Zij staan klaar voor het moment dat ze toch de mogelijkheid krijgen een eigen nest te bouwen. Zodra zij de kans krijgen stoppen zij met valsspelen en gaan ze een eerlijk liefdesleven tegemoet.