De waterkringloop
Kringloop
Water verdampt uit zee als het warm is. Het zout in het water verdampt niet mee. De relatief warme lucht stijgt op met waterdamp en al en gaat met de wind mee richting land. Boven land moet de warme lucht vaak opstijgen omdat dat land hoger ligt. Boven in de atmosfeer is het kouder, de temperatuur van de lucht neemt af. Koude lucht kan minder waterdamp bevatten dan warme lucht. De waterdamp condenseert tot wolken. Uit die wolken valt het als regen of sneeuw. Het water stroomt op verschillende manieren weer richting zee. Het kan verdampen in de lucht, het kan via rivieren weer terugstromen naar zee en het kan onderaards als grondwater naar zee gaan.
Eenmaal in zee komt het water terecht in het complex van de zeestromingen. Een watermolecuul kan gemakkelijk meerdere malen een wereldreis langs verschillende kustwateren en diepzeeën maken voordat hij weer als waterdamp in de atmosfeer terecht komt. Het water in de oceanen doorloopt de waterkringloop gemiddeld één keer in de 3850 jaar.
Warmte door regen
De verdamping van één gram water kost veel energie, 2470 Joule. Dit is bijna zes keer zoveel als nodig is om dezelfde hoeveelheid water op te warmen van 0 tot 100 graden Celsius. De energie wordt gehaald uit de warmte van de zon. Bij de condensering van water komt die energie weer vrij. Meestal condenseert het water boven land, als regen. Het land krijgt bij een regenbui dus niet alleen water, maar ook energie. Door dit effect wordt het aardoppervlak evenveel opgewarmd door 10 millimeter regen als door een hele dag zonneschijn.