
Van de vele oude zeedoorbraken langs de Oostfriese Noordzeekust is alleen nog de Leybucht als open baai bewaard gebleven. De Krummhörn, de landstreek die zich uitstrekt van de Leybucht tot de Dollard, werd ooit door de diepe baai van Sielmönken in tweeën gedeeld. Tussen 800 en 1300 is deze baai verland en door opeenvolgende inpolderingen afgesloten. De Leybucht en Krummhörn horen bij Nedersaksen.
Catastrofale stormvloeden
De grootste uitbreiding van de baai van de Leybucht kwam tot stand door de Middeleeuwse stormvloeden van 1362 en 1374. Deze catastrofale stormvloeden breidden bestaande geulen zoals het Norder Tief uit en veroorzaakten diepe inhammen tot aan de rand van de hoger gelegen zandgronden. Landaanwinning maakte een eind aan de verdere afbraak van de kust. In de loop der tijd is de baai verkleind tot een oppervlakte van 2800 hectare.
Grote handelsstad
De grootste stad in de Krummhörn is Emden, de stad aan de Eems. In de Hanzetijd was Emden een grote handelsstad. Ook tegenwoordig worden via de haven van Emden nog goederen over de hele wereld verstuurd, onder andere door de Volkswagenfabriek.
De kustbescherming van de Leybucht
In de jaren tachtig van de vorige eeuw waren de dijken in de Leybucht niet meer hoog genoeg. De dijk is verhoogd en er is binnendijks een kanaal aangelegd. Dat kanaal verbindt het Norder Tief en het Greetsieler Tief met elkaar en sluit aan op de vaargeul van de Norderley. Alle scheepvaartverkeer loopt via een grote sluis door dit kanaal.
Kwelders van de Leybucht
In de Leybucht liggen kwelders, die voor een deel met hulp van de mens zijn ontstaan. Op een deel van die kwelders graast vee. Er broeden veel wad- en weidevogels, zoals tureluurs, grutto's en kluten. Tijdens de trek komen grote groepen rotganzen, goudplevieren, bonte strandlopers en wulpen langs.